Het ontstaan van Union



1914
De R. K. Sportvereniging Union werd in 1914 door het Canisius College voor haar externe leerlingen opgericht. Later konden ook de oud-leerlingen van het Canisius College hier verschillende sporten beoefenen. (Het Frans-Engelse woord Union was waarschijnlijk met opzet gekozen om aan te geven dat de vereniging niet alleen een vereniging van mensen maar ook van sporten was.)

1927
In de jaren twintig kwam de hockeysport op. De sportvereniging wilde ook deze sport graag in de vereniging opnemen. Dit was waarschijnlijk in 1927. Over de exacte datum is echter onduidelijkheid. Zo zegt dr. W.J.M. van de Weyden, één van de eerste hockeyspelers van die vereniging, dat dit al eerder geweest moet zijn. Men speelde toen op de voetbalvelden van Union op de hoek van de Groesbeekseweg-Groenewoudseweg. Nu staat daar de pedagogische academie.

Later werd er gehockeyd op een veld achter het voormalige hotel Mariënboom aan de Groesbeekseweg.

1929
In 1929 werd er een veld gehuurd van het sportveldencomplex tussen de Driehuizerweg en de Heijendaalseweg. In dat jaar was het aantal hockeyspelers zo groot geworden, dat het een aparte afdeling vormde. Het bestuur erkende het als een aparte afdeling van de R.K. Sportvereniging Union. In dat jaar werd dan ook een vertegenwoordiger van de afdeling Hockey in het bestuur opgenomen. 

Van het hockey in die tijd moet je je niet te veel voorstellen. Er werd druk getraind en er werden onderlinge partijtjes gespeeld. Tot het spelen van wedstrijden kwam het in die tijd echter nog niet.



1931-1932
Het is mogelijk dat er in 1931-1932 wel enige wedstrijden zijn gespeeld. Maar zowel in het jaarboek van het Canisius College als in het blad "Fax" (Fakkel) van het externaat van het Canisius College is iets te vinden over deze wedstrijden.

Hierdoor ging het niet zo goed met de hockeyvereniging. Spelers die eindexamen gedaan hadden, verdwenen uit de stad om te gaan studeren. Hun plaats werd niet overgenomen door anderen. Hierdoor waren er aan het einde van het seizoen 1931-1932 nog maar zeven hockeyers over. 

Bob Vermeulen, later een fameus hockeyer, beklaagde zich hierover bij pater Vincent Beukers. Ook Toon Hagemeijer, een van de vertrekkende spelers, ging met pater Beukers praten. Na deze gesprekken met Bob Vermeulen en Toon Hagemeijer raadde Pater Beukers aan om tot intensieve actie over te gaan. Onder leiding van Toon Hagemeijer vond op 21 september in Hotel Victoria een vergadering plaats. Hierbij waren zesentwintig jongens aanwezig. Tijdens deze vergadering werd een eigen bestuur gekozen. Jo Hagemeijer werd president, Bernard van Oppenraaij secretaris en Jacques Peters bestuurslid.

Vanaf dit ogenblik ging het snel beter met Union-hockey. Tien dagen daarna volgde een enthousiast artikel van secretaris Bernard van Oppenraaij in een nummer van "Fax". Hierin schreef hij dat het aantal hockeyers al meer dan verdubbeld was en dat er tot zijn grote vreugde veel jongeren waren bijgekomen.

Martien van Betuw, voormalig secretaris van Groot-Union, schreef een stukje in het clubblad van deze vereniging over Unionhockey. Er stond onder andere een ledenlijst in van zestig leden en een bestuur van zeven leden. 

Na de namen van de bestuursleden stond een foto van het eerste elftal met het onderschrift: "Het kranige hockeyelftal, dat de beide eerste wedstrijden op het nieuwe veld (op de Kwakkenberg) tegen het Sint Joris College Eindhoven en het Carmelcollege te Oss met dikke cijfers won." 

1933
Union wilde graag toetreden tot de hockeybond. Dat werd echter afgewezen. Union kon alleen lid worden als het een zelfstandige vereniging met eigen statuten was. Dat werd toen geregeld. Wim van der Grinten stelde de statuten op. Deze statuten zijn bij Koninklijk Besluit van 26 juli 1933 door koningin Wilhelmina goedgekeurd. 

De Hockeybond aanvaardde nu de aanvraag van Hockey-Union op 23 september 1933. Nu kon een elftal daadwerkelijk aan de competitie meedoen. 

Ondanks dat de Hockeybond neutraal was en niet Rooms-Katholiek, kreeg Union toch toestemming van het Canisius College om toe te treden. Hierin bemiddelde pater Beukers.


1934
In het najaar van 1934 vond de volledige afscheiding van de hockeyclub plaats van de algemene sportvereniging Union. De oorzaak lag echter niet zo zeer bij de hockeyers als wel bij de voetballers. Zij lieten door hun optreden de algemene sportvereniging exploderen.

De voetballers hadden namelijk besloten om de katholieke bond te verlaten en over te gaan naar de neutrale K.N.V.B. Het Canisius College reageerde hier heel heftig en streng op. Het College ontnam de vereniging het predikaat Rooms-Katholiek en trok zijn moderator terug. Verder verbood men de leerlingen om nog langer lid te blijven van de vereniging. Aanvankelijk wilde men ook de hockeyers aanpakken. Dit kon echter niet meer, omdat men aan de hockeyers een paar jaar daarvoor verlof had gegeven om lid te worden van de neutrale bond.

De dreiging, die aanvankelijk daarvan uitging, sloeg nu om in een opvallende bevoordeling. Union-hockey kreeg een nieuw, mooi complex aan de Driehuizerweg. Dit complex werd op 24 november 1934 in gebruik genomen. Voortaan mochten de junioren hun wedstrijdverslag plaatsen in het externaatblad "Fax".

Een aantal jongens dat gedwongen werd de oorspronkelijke voetbalclub te verlaten, ging hockeyen bij Union. Hieronder was onder andere onze oud-voorzitter Henny Weijers.

En ook meisjes mochten lid worden van de hockeyclub. Hierbij behoorde onder anderen ook Phelo van der Weijden-Colbers. Natuurlijk bleef Pater Vincent Beukers gewoon aan als moderator van de vereniging. In 1933 had Pater Beukers jonge paters gevraagd om toezicht op de velden te houden, maar ook voor het management en de coaching van de jongenselftallen.

Tot lang na de oorlog hebben de paters van het Canisius College hun diensten aan Union bewezen. Zij hebben zich volledig ingezet voor deze vereniging. De club bleef aantrekkingskracht uitoefenen op de jeugd. Door de eerdere successen hebben zich in al die jaren vele leerlingen van het Canisius College, van Mater Dei en van andere scholen als lid aangemeld.


1933-1954
Het elftal, dat voor het eerst in het seizoen 1933-1934 mocht meedoen met de competitie van de 2e klasse van het oostelijk district, behaalde  een tweede plaats en werd voor de oorlog drie keer kampioen in deze klasse.

Na het seizoen 1938-1939 vertrokken enkele prominente spelers, waaronder Harry Derks, die later een plaats in het Nederlands elftal kreeg. Door deze aderlating werden de resultaten wat minder.

Dit was ook nog na de oorlog het geval. De dames overtroffen de heren door voor de oorlog vijf keer en na de oorlog één keer kampioen te worden. Zowel de damesafdeling als de herenafdeling leverden spelers aan vertegenwoordigende elftallen.

In het jubileumboek van 1954 wordt hoog opgegeven over deze successen. In datzelfde jubileumboek wordt ook melding gemaakt van het feit dat de jeugd het in hun competitie altijd goed deed. De A-elftallen konden zich bijna altijd eerste van hun afdeling noemen. Op toernooien sloeg Union vaak een goed figuur.



In de herfst van 1948 waren de velden aan de Driehuizerweg zover klaar dat de spelers er op konden spelen. Een kleedkamer was er echter nog niet. De heren moesten zich daarom omkleden in een bijgebouw van het naburige Berchmanianum en de dames in een schuur achter Café Stunnenberg. 

In de moeilijke jaren na de oorlog heeft de rector van het Canisius College, Pater K. Verhofstad S.J. veel voor Union betekend. Het bestuur heeft hem om die grote inspanningen voor Union in die moeilijke tijden de titel verleend van "beschermheer van Union".

Nadat Pater Verhofstad de gebouwen van het Canisius College had hersteld van de schade, opgelopen tijdens de tweede wereldoorlog, kwam een nieuw probleem op hem af. Het terrein van Union-voetbal op de hoek van de Groesbeekseweg en de Groenewoudseweg moest verkocht worden omdat de gemeente daar de nieuwe kweekschool had gepland. Men moest dus naar nieuwe velden uitzien.

Hij vond in 1949 aannemer A. M. Stuy te Nijmegen bereid om zijn terrein aan de Kluis te Malden aan het College te verkopen. De prijs van het terrein was fl. 30.000,- en de koop werd definitief op 25 januari 1950.

De Duitsers hadden op dit terrein in de tweede wereldoorlog een vliegveld aangelegd. In de periode tijdens de oorlogswinter 1944-1945 was dit terrein intensief gebruikt door de geallieerden. Het wegbreken van de startbanen en de verdere egalisering van het terrein nam veel tijd in beslag. Na veel bureaucratische rompslomp kon men pas in de zomer van 1951 aan het karwei beginnen. Het heeft meer dan een jaar geduurd eer alles gereed was. Voor het beplanten met gras werd de Landbouw Hogeschool in Wageningen geraadpleegd. Men bouwde op het terrein een voorlopig clubhuis, dat door de voetballers en de hockeyers kon worden gebruikt.

Eind september 1952 werden de velden in gebruik genomen door de voetballers en een week later, op 4 oktober 1952, door de hockeyers. Union kon zo een nieuwe toekomst tegemoet gaan.